Zie je in de eerste voorjaarszon laaghangende witte wolken langs de snelweg, dan is dit de bloesem van de sleedoorn. En daarmee is deze struik een ware verkondiger van de lente.
Sleedoorn
Prunus spinosa
De sleedoorn kan – als hij de ruimte krijgt – tot een fors exemplaar uitgroeien van wel zes meter in hoogte en omvang. Daar doet hij echter tientallen jaren over. In het wild groeit hij vaak aan bosranden, waar hij deze grootte niet bereikt. Wil je hem klein houden, dan is dit geen probleem, want hij laat zich gemakkelijk (terug)snoeien.
De struik komt van nature voor in de Benelux. Hij houdt van voedselrijke, vochtige, liefst kalkhoudende grond, maar past zich gemakkelijk aan. In Nederland kun je hem overal tegenkomen en is hij ook wel aangeplant, met name in de Flevopolder en het noordelijke deel van Groningen en Friesland.
Voor deze aanplant worden vaak sleedoornstekken uit Zuid-Europa gebruikt. Vroeger was het een nadeel dat deze planten door hun mediterrane roots eerder in bloei kwamen dan onze inheemse sleedoorns. En dus al bloeiden als onze insecten nog in winterslaap waren. Nu het tegenwoordig vaak al warm weer is in februari, zijn deze vroegbloeiende struiken juist een uitkomst voor de eerste hommelkoninginnen en bijen die uitvliegen. (Voor meer algemene informatie over het belang van het gebruik van plantmateriaal uit de eigen regio, zie deze link.)
De struik vermeerdert zich snel door wortelopslag en soms door uitzaaiing. Middenin een weiland tref je soms zo’n tot grote struik uitgegroeide zaailing aan, die vanwege zijn doornen met rust gelaten is door het vee.
De sleedoorn vormt vanwege zijn doornige bescherming een toevluchtsoord voor zangvogels, die er graag in nestelen. Ook biedt de sleedoorn een veilige kiemplaats voor andere zaailingen, met name die van de eik.
Een sleedoorn kan door zijn hardheid en aanpassingsvermogen goed onder een boomspiegel worden aangeplant, maar dan wel in het buitengebied. Door zijn wortelopslag is hij namelijk minder geschikt om de grond te delen met seizoensplanten.
De sleedoorn is vanwege zijn doornen niet aan te raden als stedelijke boomspiegelbestie. Voor een geveltuin groeit hij te grillig.
Heb je echter een tuin en de mogelijkheid deze te omringen met een haag, dan kun je met de aanplant van een haag van sleedoorn, meidoorn, vlier en krentenboompje een eldorado creëren voor de biodiversiteit! Het hoeft geen grote tuin of hoge haag te zijn. De sleedoorn laat zich prima tot kniehoogte terugsnoeien.
Ook komt de sleedoorn zeer tot zijn recht aan de rand van een voedselbos.
De sneeuwwitte bloesem die contrasteert met het donkere hout is in de lente een lust voor het oog. En vanaf de herfst tot in de winter zijn de ronde, blauwzwarte, licht bedauwde pruimen heel decoratief. Totdat de vogels ze ontdekken…
De bestuiving van de sleedoorn vindt vanwege de vroege bloei met name plaats door de eerste honingbijen, zweefvliegen en koninginnen van wilde bijen en hommels. Ook komen vroege dagvlinders zoals de dagpauwoog, gehakkelde aurelia en kleine vos erop af om zich te voeden met nectar.
De sleedoorn- en pruimenpage (twee sterk bedreigde soorten dagvlinders) hebben de sleedoorn als waardplant. Dit betekent dat voor deze vlinder niet de bloemen interessant zijn, maar de struik zelf om er zijn eitjes op af te zetten.
Een andere vlinder die de sleedoorn gebruikt om zijn rupsen mee te voeden, is de meidoornstippelmot, een nachtvlinder. Het vrouwtje spint zich in en zet daarna haar eitjes af. De vele rupsen die zich in deze nesten ontwikkelen, kunnen de sleedoorn helemaal kaalvreten. Niet zo’n fraai gezicht, maar de struik ondervindt hier verder geen schade van en verrast ons na deze kaalslag de volgende lente opnieuw met bloesem.
Tot slot snoepen de rupsen van de pruimenmot, ook een nachtvlinder, in het najaar van de pruimen.
Na de bloei verschijnen de bladeren. Pas vanaf augustus gaan de vruchten rijpen. Deze groeien uit tot blauwzwarte pruimen. Ze zijn eetbaar en geliefd bij vogels, zoals merels en andere lijsterachtigen. Koperwieken en kramsvogels komen er tijdens de vogeltrek massaal op af om aan te sterken.
Voor de mens is de vrucht te wrang om zo te eten. Hoewel hij na de eerste vorst wat zoeter smaakt en daardoor beter te pruimen is, wordt de sleepruim met name verwerkt in jam, likeur en brandewijn (de bekende ‘slivovitsj‘ van Slavische oorsprong).
Van de bloesem kan net als bij vlierbloesem siroop worden getrokken. Ook kun je de bloemblaadjes verwerken in pannenkoekenbeslag of ze drogen om als thee te gebruiken.
Van oudsher werd de sleedoorn, net als zijn zusje de meidoorn, gebruikt als natuurlijk prikkeldraad om het vee binnen het weiland te houden. In het gebied van de grote rivieren en in Zuid-Limburg zijn zulke oude doornhagen nog terug te vinden. En gelukkig zijn er initiatieven tot heraanplant. Want deze hagen zijn belangrijk voor het behoud van biodiversiteit.
Slee is een synoniem voor pruim, dat terug te vinden is in het Keltisch en in de Slavische talen.
De sleedoorn is verbonden aan het Keltische feest Samhain (Halloween) en verbeeldt de donkere kant van het jaar. Zijn zusje de meidoorn is verbonden met het lentefeest Beltane om het terugkerende licht te vieren.
Sleedoornhout is zeer hard. In Ierland werden er in vroeger tijden knuppels ter verdediging van gemaakt. Een lange, zware winter wordt in Engeland een ‘sleedoorn winter’ genoemd.
De doornkrans van Christus zou volgens overlevering gemaakt zijn van sleedoornhout. Ook de doornstruiken rond het kasteel van Doornroosje zouden sleedoorns zijn geweest. Kransen van sleedoorn werden door de Kelten op oudejaarsavond gevlochten en in het nieuwjaarsvuur verbrand als symbool om af te sluiten wat achter gelaten diende te worden.
Sleepruimen zijn gevonden in archeologische opgravingen vanaf het Mesolithicum, waaruit is geconcludeerd dat de vrucht van de sleedoorn al lang door de mens wordt geconsumeerd. De sleedoorn zou de voorouder zijn van onze huidige consumptiepruimen.
Mis je nog iets of heb je een vraag? Laat dan hieronder je reactie achter.