Het is ‘Maai mei niet’ maand; een maand je gras niet maaien. Wat ons betref ook in de berm. Maar soms moet je die juist wél maaien! In dit artikel gaan we de diepte in.
Wij Guerrilla Gardeners maken ons zorgen over de achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland. Nederland wordt steeds kleurlozer! Op het platteland zien we eindeloze hectaren aan donkergroene biljartlakens. Waar zijn de bloemen? Groenbeheerders houden het gras zo groen mogelijk met kunstmest, maaien en gif. Ook in bebouwd gebied zien we veel strakke, aangeharkte parkjes. Alsof bestrating mooier is zonder kleurrijke bloemetjes die een plekje tussen de tegels weten te vinden…
Toch zijn we onze Nederlandse flora en fauna niet helemaal kwijt. Misschien heb je er weleens op gelet tijdens je roadtrip door Nederland: de fleurige wegbermen! Door ons uitgebreide wegennetwerk vormen ook de groene bermen een gigantisch netwerk waarin inheemse planten en insecten hun toevluchtsoord vinden.
Je zou het niet zeggen als je de weelderige bloemen ziet, maar ook wegbermen zijn vroeger – en op sommige plaatsen nog steeds – helaas flink toegetakeld. Er werd gemest, gemaaid en gif gespoten om ‘onkruid’ te bestrijden. Wij Guerrilla Gardeners weten ondertussen dat onkruid niet bestaat en dat een biodiverse grond van grote ecologische waarde is.
Gelukkig zien ook steeds meer gemeenten de waarde van het groene bermlint in. Veel bermen worden tegenwoordig daarom ‘ecologisch beheerd’.
Hoe dan? Door het beheer af te stemmen op de natuurlijke vegetatie op een bepaalde plek. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld: weggemaaide planten afvoeren in plaats van te laten liggen. Bermen zijn namelijk vaak té rijk aan voedingsstoffen (door bemesting afkomstig van buurgrond, of door neerslag van stikstof). Door het ‘maaisel’ af te voeren verdwijnt het teveel aan voedingsstoffen.
Is voeding dan niet goed? Zoals met alles is ook in de wegberm een overdaad aan voeding niet gewenst. Planten gedijen goed in specifieke omstandigheden. Als er teveel verandert, kan de plant niet meer goed leven. Ofwel sterft de plant zelf, ofwel moet de plant plaatsmaken voor een andere soort die wél gedijt bij de nieuwe omstandigheden. Dit zou betekenen dat originele soorten verdwijnen, en dat willen we niet.
Vaak zijn in wegbermen nog enkele soorten aanwezig die van nature in de streek thuishoren. Bijvoorbeeld een paar polletjes heide langs de weg in een voormalig heidegebied, of enkele veldsalie’s in een dijkberm in het rivierengebied. Zo’n wegberm oogt nu nog saai, maar de potentie is heel hoog. Om ervoor te zorgen dat deze inheemse soorten kunnen blijven bestaan, zijn veel wegbermen momenteel in een ‘overgangsfase’. Als we de bermen consequent ecologisch blijven beheren, dan kunnen dat polletje heide en die paar veldsalie’s zich weer uitbreiden. Bijkomend voordeel: door het nieuwe ecologische beheer krijgen zeldzame zaadjes die nog in de bodem verstopt zaten weer een kans. Met een handje hulp van ons mensen kan de natuurlijke vegetatie dus weer terugkeren!
In de ‘overgangsfase’ is de berm erg kwetsbaar. Plantensoorten die van nature niet in het gebied thuishoren kunnen zich nu makkelijk vestigen, want de natuurlijke vegetatie is nog niet helemaal in balans.
Hoe meer zielen, hoe meer vreugd toch?
Niet helemaal in dit geval. Die invasieve planten kunnen gaan overheersen en de ontwikkeling van de berm verstoren. Zo kan een plant bijvoorbeeld een nectarconcurrent vormen voor een soort die van nature in de streek voorkomt, een ‘streekeigen’ soort. Of een plant kan kruisen met de streekeigen plantensoort, waardoor de nakomelingen genetisch verzwakken. Ook kan een geïntroduceerde soort domweg door zijn omvang of manier van groeien de oorspronkelijke soorten verdringen.
Een goed voorbeeld vinden we langs de IJssel. Met de beste bedoelingen zaaide de gemeente daar wilde marjolein uit in de berm. We kennen wilde marjolein als een waardevolle plant: inheems, heerlijk voor bijen, wat is het probleem zou je denken. Het probleem is dat deze soort er wel goed groeit, maar van nature helemaal niet thuishoort in deze omgeving. Een plant die hier wél thuishoort is de zeldzame sikkelklaver. Deze kwetsbare soort is in deze berm door het zaaien van de wilde marjolein verdwenen. En dat terwijl sikkelklaver heel waardevol is voor allerlei bijzondere insecten, zoals de koninginnenpage en de luzernevlinder. De snuitkever Apion tenue is zelfs helemaal gespecialiseerd op sikkelklaver. Verder is sikkelklaver ‘gastheer’ voor de rode bremraap; deze superzeldzame inheemse plant parasiteert op sikkelklaver. De kans dat rode bremraap in deze berm nog opduikt is met het verdwijnen van sikkelklaver verdwenen. Ook zullen we de snuitkever nooit meer terugzien…
Op onze zakjes zaad en bloembommen schrijven we dat wilde planten niet in de natuur gezaaid moeten worden. Wees je er als wildzaaier van bewust dat in wegbermen een belangrijk aandeel oorspronkelijke, kwetsbare natuur aanwezig is.
Zaai of plant niet in wegbermen, want het risico is groot dat dit, hoe goed bedoeld ook, negatieve gevolgen heeft voor de biodiversiteit.
Wat kun je dan wel doen om zo’n berm natuurlijk beheerd te krijgen? Vraag bijvoorbeeld de gemeente om het maaibeheer aan te passen, te beginnen bij het een maand lang meedoen aan de campagne ‘Maai Mei Niet’ ; in de maand mei niet maaien. Zo simpel kan het zijn!
De Vlinderstichting is erg actief op het maaibeheer van bermen en introduceerde ‘kleurkeur’.
Gelukkig hoeven we als Guerrilla Gardeners niet stil te gaan zitten. Laten we de handen uit de mouwen blijven steken om de natuur in Nederland op een ecologische manier te verrijken. Want naast wegbermen zijn er natuurlijk nog zat andere plekken waar we aan de slag kunnen. Denk aan vergeten hoekjes in de stad, boomspiegels, lege bloembakken, kale stroken langs parkeerplaatsen, kale randen langs een heg van prikstruiken…
Zaai de zaadjes en werp de bloembom, zet hem op!
Heb je een reactie of wil je wat vragen, laat je reactie achter onder dit artikel.