Wilde akelei
Aquilegia vulgaris
De wilde akelei is niet de eerste voorjaarsbloeier, maar kondigt zijn komst wel heel vroeg in de lente aan. Bij zacht weer ontspringen eind januari al nieuwe paarse blaadjes aan de bladrozet. De uitgegroeide bladeren zijn donkergroen aan de bovenzijde met een blauwgroene, zacht behaarde onderzijde. Ze staan in drietallen bij elkaar en brengen daarmee een sierlijke noot aan in de tuin.
Uit de rozet ontspringen zo’n vijftig centimeter lange bloeistengels. Aan iedere stengel groeien drie tot vijf knikkende bloempluimen die purper tot blauwpaars bloeien. Aan de rand hebben de bloemen een witte zweem.
Na de bloei ontstaan in de kokervormige vruchten glimmende zwarte zaden, die zich verspreiden als de vruchten opdrogen en openbarsten. Deze decoratieve kokers blijven tot laat in de herfst aan de plant.
De wilde akelei is zeer zeldzaam en groeit van nature alleen nog in Zuid-Limburg. Op andere plekken komt hij verwilderd voor. Op buitenplaatsen is hij als stinsenplant aangeplant. Stinsenplanten zijn oorspronkelijk door zeelieden geïmporteerd. De wilde akelei werd meegenomen uit Azië, waar hij ook inheems is.
Naast het teruglopen van zijn biotoop vormen de gekweekte varianten, die veel worden aangeplant in tuinen, een bedreiging voor de wilde akelei. Deze zijn er in de kleuren wit, roze en paars, met extra bloemslippen en zelfs tweekleurig en met bont blad. Er ontstaan vruchtbare bastaardvormen door kruisbestuiving, waardoor het oorspronkelijke genetisch materiaal van de wilde akelei in gevaar komt.
De natuurlijke standplaats van de wilde akelei is op een lichte plek onder loofbomen, in schaduwrijk grasland en in de binnenduinen. De grond moet niet teveel kunnen uitdrogen. De wilde akelei is daarmee een echte boomspiegelbestie, maar komt ook goed tot zijn recht in een geveltuin die niet in de volle zon ligt.
De akelei is gemiddeld hoger dan de andere voor een geveltuin of boomspiegel aanbevolen planten. In de wind zwaaien de bloemtrossen gezellig heen en weer. Hij laat zich door zijn hoogte mooi combineren met gevlekt longkruid.
Wie niet van een verwilderde tuin houdt, kan de hele plant aan het eind van het seizoen tot aan de grond afknippen. Er vormt zich het volgende voorjaar vanonder de grond een nieuwe bladrozet, waarna het feest opnieuw begint.
Akelei leent zich uitstekend om te vermeerderen via (uit)zaaien. Wel moet je daar enig geduld voor kunnen opbrengen, omdat de kieming onregelmatig verloopt over langere tijd.
In de herfst kun je de zaden uit de kokervruchten zelf verzamelen en onmiddellijk in de grond stoppen. Ze zijn zwart en glanzend als ze rijp zijn. Je kunt ze zelfs zaaien in potten die je de hele winter buiten kunt laten staan. Houd de grond wel licht vochtig.
Zaaien in de lente, vanaf april, kan ook. Dan kiemt het zaad juist als het een langere periode warm is, rond de twintig graden.
Zelf behaal ik het beste resultaat met gelijk in de herfst zaaien. De zaden zijn dan het meest vers. Je kunt als alternatief verse zaden kopen bij een inheemse zadenkweker. Deze kun je vinden op de pagina: ‘waar koop je biologische zaden’.
Gooi bij uitblijvend resultaat je zaaigrond niet te snel weg. Of strooi het uit in de tuin, dan zul je zien dat de zaden alsnog in hun eigen tempo ontkiemen.
De wilde akelei zaait zich in de tuin vaak automatisch uit en komt dan misschien op plekken op waar je hem niet verwacht of wilt hebben. Mijn ervaring is dat hij zich gemakkelijk laat verplanten, zolang je hem maar op een plek zet die aan zijn voorwaarden voldoet.
De kiemplanten bloeien zelden meteen in de lente of hetzelfde jaar. Eerder in het volgende of tweede jaar na uitplanting.
Het is niet ongewoon dat de moederplant na een aantal jaren ineens niet meer opkomt. Dus is het verstandig om elk jaar een paar zaailingen op te potten, als je graag akelei in je (gevel)tuin of onder je boomspiegel wilt houden.
Bij het zaaien van akeleizaden van een oorspronkelijke wilde akelei uit je tuin, moet je er rekening mee houden dat de zaailingen door bestuiving gekruist kunnen zijn met een cultivar (gekweekte plant) uit de tuin van de buren. Je zult er raar van opkijken als er akelei in een andere vorm en kleur dan de moederplant uit kan groeien. Zadenkwekers zijn hier heel alert op, maar wil je dit als guerrilla gardener liever voorkomen, dan kun je beter stekken van de soortechte wilde akelei aanschaffen bij een wilde planten kwekerij. Deze worden vermeerderd door de volwassen planten in het najaar te scheuren. Kijk voor adressen bij jou in de buurt op de site bij de pagina ‘biologische bloembollen en planten kopen’. Ze leveren vaak ook via de post. Na een paar jaar, als ze groot genoeg zijn, kun je natuurlijk je eigen volwassen planten scheuren.
De bloemen bevatten nectar en stuifmeel. Ze worden bestoven door hommels en solitaire, wilde bijen. Omdat de bloemkelk vrij lang is, kunnen alleen insecten met een lange tong goed bij de nectar. Zoals de tuinhommel. Andere hommels lossen dit probleem soms op door een gaatje te bijten in de onderkant van de bloem, zodat ze er toch bij kunnen. Op deze manier komt de hommel echter niet langs het stuifmeel, dat normaal in de bloemstengel aan zijn lijf blijft kleven. Bestuiving van een andere plant blijft dan uit. Voor deze hommel niet de lasten, wel de lusten…
De akelei-uil, een nachtvlinder, legt zijn eitjes op de wilde akelei. Dat is daarmee een waardplant voor de rupsen, die de bladeren eten als ze zijn uitgekomen. De soort wordt de laatste jaren echter alleen nog waargenomen in de Biesbosch en heeft een bedreigde status.
Andere (nacht)vlinders waarvan de rupsen wel tegen een hapje gif kunnen (zie hieronder) en die de akelei als waardplant niet schuwen, zijn de kooluil, de perzikkruiduil en de boksbaardvlinder. Van deze laatste is de biotoop ook bedreigd.
De volksgeneeskunst kende aan de wilde akelei een geneeskrachtige werking toe tegen velerlei kwalen zoals reumatiek en mond- en keelontstekingen. Alle plantdelen werden gebruikt en ook ingezet in de strijd tegen geelzucht, schurft, kinderpokken en mazelen. De wilde akelei heeft ook een vochtafdrijvende en antiseptische werking.
De gehele plant is zwak giftig. Hij heeft een hoog gehalte aan blauwzuur. Dit gaat echter verloren bij drogen of koken. Ga hier echter niet zelf mee experimenteren!
De wilde akelei en zijn geneeskrachtige werking werden al in de twaalfde eeuw beschreven door Hildegard van Bingen. Zij was als adbis van het eerste vrouwelijke benedictijnenklooster haar tijd qua kennis ver vooruit.
Aquileja bekent adelaar in het Latijn. De bloem lijkt wel wat op een adelaarsklauw. Tijdens de bloei vormt de bloem een spoor naar achteren, als een soort haak.
Zelf vind ik dat je de vergelijking het beste ziet als de bloemen zijn uitgebloeid. Elk afzonderlijk bloemdeel verandert dan in een zaaddoos in de vorm van een koker. De kokers samen met de steel zijn net een klauw.
In het Engels heet de plant Columbine, ofwel duif. Als je goed kijkt kun je in de bloem een paar duifjes herkennen: de bloemblaadjes spreiden zich als vleugels uit met daarboven een klein kopje. In de bijbel is de duif een verwijzing naar de Heilige Geest. In het verleden werd de wilde akelei daarom vaak op begraafplaatsen aangeplant.
De wilde akelei is een van onze favoriete inheemse helden.
Door Jojo (Jolanda).
Heb je een opmerking of een vraag, laat je reactie hieronder achter.