Met een bloemen-explosie in jouw plaats of buurt, geef jij de biodiversiteit een flinke boost. Dat levert levende straten vol vogels, vlinders en bijen.
De libel zweeft met trillende vleugels boven de waterlelies, in het water ligt een groene kikker op wacht. De buizerd zie je als een stip hoog in de lucht, de eiken staan al eeuwen statig langs het pad en onder je voeten doen bacteriën en wormen in de bodem hun werk.
Al het leven om ons heen – dier, plant, bacterie en schimmel – leeft met elkaar en is met al het andere leven verbonden in een ecosysteem. De kikker eet de libel, de buizerd eet op zijn beurt de kikker. De eik geeft de buizerd een plek om te nestelen. Bacteriën en wormen breken bladeren van de eik en ander materiaal dat op de bodem valt af en maken het weer beschikbaar voor een nieuwe cyclus aan leven.
Al deze verscheidenheid aan leven noemen we de biodiversiteit. Het gaat om alle soorten planten, dieren en micro-organismen binnen het ecosysteem waarvan ze deel uitmaken. Dat kun je op verschillende niveaus bekijken: van boomstronk tot stad of zelfs de hele aarde.
De diversiteit aan leven staat wereldwijd onder druk. En al helemaal in Nederland.
Een VN-studie schat dat van de acht miljoen soorten die er nog op de planeet zijn, één miljoen de komende tientallen jaren met uitsterven bedreigd worden. In Nederland is het vergeleken met andere Europese landen heel slecht gesteld met de biodiversiteit. Naar schatting is hier nog maar 15 procent van de oorspronkelijke biodiversiteit over.
Wij mensen zijn de reden voor deze achteruitgang. Door bijvoorbeeld het opslokken van steeds meer gebieden voor landbouw, industrie, wegen en huizen. Door overbevissing en het gebruik van landbouwgif. Wereldwijd nemen mensen steeds meer ruimte in. Mondiaal gezien is het tempo van stedelijke groei enorm: het is te vergelijken met de bouw van een stad ter grootte van New York, elke zes weken.
De gevolgen van het verlies aan biodiversiteit voor mensen kunnen catastrofaal zijn. We zijn van de natuur afhankelijk voor de essentie van ons bestaan! Schone lucht, schoon water, al ons eten en allerlei producten (denk aan de houten tafel waar je nu misschien aan zit …) zijn er alleen dankzij de diversiteit van leven om ons heen.
In 2017 kwam een onderzoek naar buiten dat uitvoerig in het nieuws was: in de afgelopen 27 jaar was de hoeveelheid[1] insecten in natuurgebieden in Duitsland met 76 procent afgenomen. Deze cijfers gelden ook voor Nederland. Inzoomend op de bij, zien we dat ook onze gevleugelde vriend bedreigd is. Je denkt dan misschien aan de honingbij, maar in ons land wonen nog véél meer bijen. Wel ruim 350 soorten! Dit zijn inheemse wilde bijen als de klokjesbijen en de wolbijen, maar ook hommels tellen mee als wilde bijen. Van al die ruim 350 soorten (wilde) bijen die Nederland kent, staat meer dan de helft op een lijst van soorten die dreigen te verdwijnen (de zogenaamde Rode Lijst).
[1] Gemeten in het gewicht van de insecten; de biomassa.
Appels, peren en aardbeien zijn vruchten die door bijen en andere insecten bestoven moeten worden. Zonder bezoek van bijen en de bevruchting van de bloem die daarop volgt ontstaat geen fruit of zaad. Maar ook ‘gewone’ landbouwgewassen zijn afhankelijk van de bestuiving door insecten. Denk aan prei, ui en tuinboon. Plaats maar wat extra bijenkasten, denk je dan misschien. Helaas, dat is geen oplossing. De honingbij die in die kasten leeft, bestuift niet alle planten. Naast de honingbij zijn het juist de wilde bijen en zweefvliegen die fors bijdragen aan bestuiving.
De mens probeert een andere manier voor het bestuiven van bloemen te bedenken. We kunnen toch ook zelf met kwastjes onze landbouwgewassen bestuiven? Of met robots? Nou … insecten zijn veel efficiënter in bestuiven dan mensen en zo’n robotje maken blijkt vreselijk ingewikkeld (ja, ze proberen ze echt te ontwikkelen!).
Bijen bestuiven de planten die wij kunnen eten en spelen daarnaast ook een belangrijke rol bij het bestuiven van wilde planten. In Nederland wordt zo’n 80 procent van de inheemse plantensoorten door insecten bestoven. Het is onwaarschijnlijk dat iemand al die planten met kwastjes gaat bestuiven … Zonder bijen blijven alleen grassen en andere planten die door de wind bestoven worden in ons landschap over. Dat ziet er saai uit. Maar nog belangrijker: het ecosysteem van aan elkaar verbonden planten en dieren stort in elkaar.
Er is ook goed nieuws. Onze steden hebben heel veel ruimte opgeslokt, maar tegelijkertijd zijn het hotspots voor biodiversiteit! De diversiteit aan planten en dieren in steden is soms hoger dan op het omliggende platteland. In eentonige landbouwgebieden buiten de stad kunnen weinig dieren leven. In de stad zijn juist allerlei heel diverse plekken waar planten en dieren kunnen leven. Van een ‘vergeten’ stuk naast een industrieterrein tot al die plekken die we met alle stadsbewoners zelf maken: al onze tuinen die allemaal anders zijn omdat ieder zijn eigen smaak heeft. Een andere reden voor het voorkomen van veel planten en dieren in de stad, is dat we in de stad relatief weinig gif gebruiken.
Een grasveld of uniform blok struiken lijkt groen en daarmee prima in orde. Maar een monotone plek biedt aan weinig soorten ondersteuning. Zo’n plek diverser maken en omtoveren in een inheemse bloemenzee helpt bijen, vlinders en vogels.
Hoe diverser het landschap, hoe meer hoekjes met allerlei soorten bloemen, hoe beter. De meeste wilde bijen en zweefvliegen komen in de stad voor in volkstuinen en gemeenschapstuinen omdat juist hier een grote variëteit is aan bloemen en een diversiteit aan structuren (bomen, struiken, lage planten). Hoe meer soorten bloemen, hoe meer soorten wilde bijen.
Als we 15 procent van de stad inrichten als een goede plek voor insecten en andere dieren om te leven – met voedsel en onderdak – dan kunnen veel soorten overleven. Dit rekenden onderzoekers in 2019 uit. Dus maak van je guerrillatuin een walhalla voor zoemende beestjes. Zo’n plek wordt dan een stepping stone: een hotspot van groen in een woestijn van steen vanwaaruit de gevleugelde vrienden in contact kunnen blijven met hun soortgenoten elders.
Zelfs een kleine oppervlakte aan grond kan waardevol zijn als je er allerlei bloemen en planten laat groeien. Bloemen in een geveltuin zijn ook gewoon supermooi.
Casper uit Amsterdam:
“Mijn grootste succes? De diversiteit die is ontstaan in mijn guerrillatuin. Ieder jaar ontdek ik weer iets nieuws. Zo komt er soms ergens een plant tevoorschijn waarvan ik zéker weet dat ik ‘m niet heb geplant. Dan herinner ik me dat ik ‘m eerder op een andere plek heb zien staan, maar daar ging ‘ie dood. Blijkt ‘ie zelf een nieuwe plek te hebben gevonden!”
“Eerst was ik eigenwijs, probeerde ik de natuur te organiseren. Maar dat gaat helemaal niet. Ik heb geleerd met heel andere ogen te kijken. Mijn manier van tuinieren is totaal omgegooid, door te leren waarderen wat er ontstaat en steeds nieuwsgierig te blijven naar wat er gebeurt.”